Brief uit Roanoke

Er is al maanden geen druppel regen gevallen. De indianen voeren heidense rituelen uit om van hun goden het hemelwater af te dwingen. Ik weet niet waarom God vertoornd op ons is. We leven zeer volgens zijn regels en zijn goed voor elkaar. In de eerste maanden hebben we nog wel wat materialen die het schip hier heeft achter gelaten kunnen ruilen met de indianen voor voedsel. De indianen vinden alles prachtig wat wij hier gebracht hebben en wat ze niet kennen. We hebben nu de knoop door gehakt en hebben onze versterkte woonplaats verlaten. We hoopten dat het schip nu snel terug zal komen met proviand, en hebben permanent iemand op de uitkijk staan om te kijken of de masten al aan de horizon verschijnen. Maar niets. Gelukkig ook geen Spaanse schepen hier. Er doen verhalen de ronde dat een nederzetting een eind naar het zuiden door de Spanjaarden verwoest is en de bewoners vermoord zijn. Met de twee boten, die hier bij ons zijn achtergelaten zijn we naar het vaste land gevaren. Het schaarse voedsel dat we nog hadden hebben we meegenomen.

Twee uur land inwaarts worden we gevolgd door wolven. We vrezen voor ze. Ze zijn ook hongerig net als wij. We hebben toortsen ontstoken en daardoor blijven ze op afstand. In een boom op het eiland hebben we het woord Croatoan gekerft. In de hoop dat als het schip komt, ze zullen begrijpen dat we naar hier zijn vertrokken om asiel proberen te vinden bij de indianen. Het is koud s nachts en we hebben niet genoeg kleren of dekens bij ons om ons goed te verwarmen. We zitten dan maar tot laat aan het vuur en proberen zo kort mogelijk te slapen. De wolven lijken toch steeds dichterbij te komen. Je hoort luid hun gehuil in de nacht. We hebben nog wat buskruid en laten af en toe een schot afgaan om ze af te schrikken. Deze morgen hebben we een inheemse krijger gezien aan de horizon. We hoopten contact te leggen, maar zo snel als hij verscheen is hij ook weer verdwenen. We lopen nu in de richting waar we hem gezien hebben. Onze voeten doen pijn in onze versleten schoeisel. We hebben een rivierbedding moeten oversteken, maar aangezien er bijna geen water meer door loopt, ging dat gemakkelijk. Wel opletten op de krokodillen in de buurt. Ze leven eigenlijk in het water, maar op het droge zijn ze ook vlug. We hebben er onze flessen gevuld. Het water is troebel. Vandaag hebben we een rookpluim gezien aan de horizon. We zijn er opgewonden over. Misschien vinden we toch aansluiting bij de inheemsen. Tegen de avond hebben we de vuurplaats ontdekt. Maar er is geen teken van menselijk leven. We twijfelen of we er moeten wachten, omdat ze misschien terug keren naar hier. Er is hier verder ook niets, behalve veel rotsen.

Julian heeft vanmiddag een konijn gevangen. Maar het diertje is mager en te klein om ons allemaal te voeden. Toch wel lekker die smaak in je mond, alhoewel een beetje taai. Na een korte nacht zijn we verder gelopen naar het oosten. We maken ons druk, dat we verder geen teken van bewoning meer hebben gezien. Dit moet toch zo ongeveer de plek zijn waar de bevolking, waarmee we een paar maanden geleden goederen voor voedsel geruild hebben, zou moeten leven. Ze zijn blijkbaar vanwege de droogte verder naar het westen getrokken. Onze reserves zijn nu zo goed als op. We beginnen ons onprettig te voelen. Er moet iets gebeuren, anders redden we het niet. Maar we zijn strijdvaardig en vertrouwen op God.

Twee dagen later weten we toch een nederzetting te bereiken. De inheemsen voelen aan ons gezicht en kijken ons raar aan. Ze zijn volgens mij niet blij met onze komst, want hebben al genoeg monden om te voeden. We hebben ze wat dingen gegeven, zoals een dolk met een roestige bloed geur en een verdroogde buidel. Vanmiddag hebben ze wat water gebracht. Blijkbaar is er hier een bron in de omgeving, maar die hebben we nog niet kunnen vinden. Soms komen kinderen bij ons in de buurt zitten. Ze slaan ons verwonderd gade, maar mogen van de ouderen blijkbaar toch niet echt bij ons langs komen. We hebben van droge takken een hut proberen te maken. Een dekzeil van een van de boten eroverheen gemaakt tegen de ergste hitte gedurende de dag.

We wachten af wat de inheemsen nu verder gaan doen. Vanochtend is een oudere ons wezen bezoeken. Volgens mij een sjamaan of medicijnman. Hij heeft een circel op de grond getekend voor onze hut en heeft daar een tijd lang hummend voor gezeten. S Middags is hij weer weggegaan. We hebben hem geprobeerd duidelijk te maken, dat we wat te eten nodig hebben. We bidden veel en vragen ons af of we toch niet beter op het eiland hadden kunnen blijven. Misschien was het schip toch nog snel gekomen. Er is nu echter geen weg meer terug. De volgende dag hebben de indianen ons een stuk gedroogd vlees gebracht. Het was bijna niet te kauwen, maar we zijn er erg blij mee. De droogte duurt al zo lang, er moet toch een keer een eind aan komen. We vertrouwen op de heer en de goedheid van de inheemsen.
 

©2013, schrijfartiest.nl