In Noord komen hulpverleners aan de deur

‘ZOU U MISSCHIEN OOK WAT ANDERS WILLEN DOEN?’
Bewonersadviseurs van IBAN, Individueel Bewonersadvies
Amsterdam-Noord, komen vaak mensen tegen die gewoonweg
niet geloven dat ze ook echt geholpen kunnen worden.
‘En wat als niet alle schuldeisers er aan mee willen werken?’

Lennert Ras

Op een winterse middag staat bewonersadvi­seur Marcia Meerum Terwogt klaar om op stap te gaan. Haar uitvalsbasis is een kantoortje op het Meidoorn­plein in Amsterdam-Noord. Met het IBAN-project helpt het stads­deel bewoners van Noord sinds an­derhalf jaar met inkomensonder­steuning, opleiding en werk. De or­ganisatie komt voort uit het project ‘Niet Uitkeringsgerechtigden’ (een instelling die opkwam voor mensen die geen recht hadden op een uit­kering, maar ook geen werk konden vinden). Bij de IBAN werken acht bewonersadviseurs. Zij gaan per­soonlijk bij mensen langs. Bewo­ners worden doorverwezen naar in­stanties. Het IBAN blijft ze een tijdje volgen. Gekeken wordt of be­treffende instellingen het probleem wel oppakken en of bewoners bij­voorbeeld wel op taalles geplaatst worden. Meedoen met IBAN is wel vrijwillig, maar niet vrijblijvend.
De IBAN-adviseurs benaderen mensen door bij ze aan te bellen en flyers te verspreiden. Van januari tot augustus 2005 heeft IBAN 1264 huishoudens benaderd. In totaal is er in deze periode met 279 huishoudens gesproken, dat is 22 procent.

Vanmiddag gaat Meerum Ter-wogt op de fiets naar de Banne Zuid. Ze werkt sinds december bij IBAN. Daarvoor was ze ambtenaar bij de sociale dienst. ‘Dit is de an­dere kant,’ vertelt ze. ‘Je kan prak­tisch wat voor de mensen doen en je kunt langer de tijd nemen voor één klant. Ik verbaas me er wel eens over dat sommige mensen nog steeds rond kunnen komen.’
Ze belt aan in een flatgebouw. Een wat oudere Surinaamse me­vrouw op blote voeten doet de deur open. Ze heeft een kleurig sjaaltje om, een brilletje op haar voorhoofd en ze draagt het gele armbandje van de Lance Armstrong Founda­tion.   Volgens   Meerum   Terwogt doet mevrouw Christina Savala veel voor de buurt. Afgelopen zomer heeft ze nog een feest georganiseerd, dat een enorm succes was. Ook typt Savala eens in de zoveel tijd een buurtblaadje. Savala steekt meteen van wal over haar eigen sores. ‘Vroeger kon ik goed rondkomen, met vijf wer­kende mensen in huis. Ik deed ook altijd veel voor anderen. En die be­grijpen het gewoon niet dat ik nu geen geld meer heb.’ Sinds haar partner is overleden en haar kinde­ren de deur uit zijn, heeft ze te wei­nig geld. Als ze haar vaste lasten en schulden heeft betaald, houdt ze nog maar dertig euro per maand over. ‘Als mensen langs komen, vraag ik of ze wat mee willen bren­gen. Fruit bijvoorbeeld, of koffie, in plaats van bloemen,’ vertelt ze. ‘Ik heb een nieuw gasfornuis en een nieuwe wasmachine nodig. Maar ik heb er geen geld voor.’ Ook is de bank stuk. Bewonersadviseur Meerum Terwogt belooft Langdurigheidstoeslag voor Savala aan te vragen en oppert om eens bij de bij de kringloopwinkel te gaan kijken.  Zij voegt daaraan toe: ‘Er is dit weekend een tweedehands markt in de IJ-hallen.’
Mevrouw Savala heeft flinke schulden: een huurschuld, een schuld van een creditcard én een uitkering uit de bijzondere bijstand moet ze ook terugbetalen. Meerum Terwogt raadt haar aan om naar schuldhulpverlening te gaan. Savala heeft daar zo haar twijfels over. Ze is bang om op een zwarte lijst terecht te komen. ‘En wat als niet alle schuldeisers er aan mee willen werken?’
‘Als de rechter het zegt, dan moeten ze allemaal meewerken’, betoogt Meerum Terwogt. Ook legt ze uit dat ze met haar inkomen bij de schuldhulpverlening maxi­maal 50 euro in de maand moet af­lossen. Ze moet dit doen geduren­de een periode van drie jaar, daar­na   wordt   de   resterende   schuld kwijtgescholden. Savala laat zich uiteindelijk overhalen. Ze betaalt nu zes keer zoveel aan schuldaflos­sing. Ze laat al haar papieren en gi­ro’s zien. ‘Je kunt er gewoon inkij­ken, lieverd’, zegt ze tegen Meerum Terwogt die ondertussen aan het bellen is om een afspraak te maken voor schuldhulpverlening.
Bij het afscheid nemen wil Savala graag nog iets kwijt over de buurt. Meerum Terwogt vraagt hier expliciet naar, omdat het een van de functies van IBAN is om signalen uit de buurt door te geven aan het stadsdeel. Savala: ‘Er zijn hier veel oude mensen die in een isolement zitten. Het is nu toch een beetje ieder voor zich en God voor ons allen. Vroeger was het hier een dorp. Iedereen bemoeide zich met elkaar. Maar dat is niet meer zo. Mensen hebben geen tijd en liefde voor een ander.’

 

Later die middag belt be­wonersadviseur Meerum Terwogt aan bij Jelske de Ridder, een alleenstaande vrouw wiens dochter net het huis uit is. Mevrouw De Ridder heeft reuma en is daardoor slecht ter been. De instanties vinden haar te fit om bijvoorbeeld een scootmobiel te krijgen. Zelf zou ze graag zo’n invalidenautootje hebben. Meerum Terwogt vraagt of me­vrouw niet liever wil verhuizen naar een benedenwoning. ‘Een verhui­zing kan ik echt niet betalen,’ zegt ze. ‘Bovendien is een kleinere wo­ning helemaal niet zoveel goedko­per dan de driekamerwoning die ik nu heb.’
De Ridder heeft ook een nieuwe bril nodig. ‘Maar ik kan die echt niet betalen. Ik moet er niet aan denken dat m’n wasmachine kapot gaat,’ zegt ze. ‘Ik lig daar soms nachten wakker van.’
Mevrouw De Ridder heeft een WAO-uitkering en een weduwenpensioen. Door deze inkomsten komt ze niet voor allerlei regelin­gen in aanmerking die voor de ech­te minima gelden. Meerum Terwogt verwacht dat ze toch in aan­merking komt voor bijzondere bij­stand voor een eventuele verhui­zing en als tegemoetkoming in de medische kosten.
Gaandeweg het gesprek blijkt dat De Ridder weinig sociale con­tacten heeft. ‘Naarmate je langer alleen bent, heb je ook steeds min­der mensen om je heen’, vertelt ze. Het buurthuis iets verderop vindt ze niks. ‘Daar komen ’s ochtends wel jonge moeders een kop koffie drinken, maar of ik daar nou aan­sluiting bij wil zoeken. Vroeger kon je er nog wel klaverjassen, maar dat is nu niet meer.’
Meerum Terwogt vertelt dat er een maatjesproject is van EVA, het vrouwenhuis in Amsterdam­Noord. De Ridder reageert en­thousiast, maar eist dat een maatje dan wel bij haar langskomt. Want zo zegt ze: ‘Het lukt mij echt niet om naar het vrouwencentrum in oud Noord te gaan.’ Meerum Terwogt belooft om met EVA te bel­len voor een afspraak. ‘Zou u mis­schien ook wat anders willen doen?’, vraagt ze. ‘Ja, ik had wel een computercursus willen doen,’ zegt De Ridder, maar dat is te duur voor mij.’ Ook hiervoor heeft Meerum Terwogt een oplossing: zij kent computerlessen die voor GGZ-cliënten gratis zijn. De Rid­der heeft hier recht op omdat ze therapie volgt bij GGZ-organisatie Mentrum.
Daarna komt de buurt ter spra­ke. De Ridder wijst de bewoners­adviseur op de hangjongeren in de buurt en op het zwerfafval bij de plaatselijke supermarkt voor de deur.
Ter afsluiting krijgt De Ridder het advies een beroep te doen op de bijzondere bijstand voor chro­nisch zieken voor aanschaf van de bril. Ze heeft er weinig vertrouwen in dat ze deze krijgt, maar gaat het toch proberen.
Na afloop drinkt Meerum Terwogt een kopje koffie bij het buurt­huis. Toevallig is er net een klaverjasclub bezig. ‘Ja, dat is moeilijk soms, vaak kan je een hele lijst af­werken met dingen die mensen met een minimuminkomen kunnen aanvragen, maar je ziet wel vaker dat mensen met een iets hoger in­komen tussen de wal en het schip vallen.’ Na de koffie stapt ze weer op de fiets om terug te rijden naar het kantoor op het Meidoornplein.

Savala en De Ridder zijn verzonnen namen.

APRIL 2006

©2007, rasmedia.nl