BIJLMERBEWONERS ONTWERPEN EIGEN BUURT
GROENE WIJK KRIJGT GEKLEURD HART
Op 1 oktober is in de Bijlmer een bijzonder
experiment van start gegaan. Veertig
bewoners krijgen de kans hun eigen woning
en woonomgeving te ontwerpen.
Lennert Ras
Doel van het project is het ontwerpen van de nieuwe woonwijk ‘Mi Akoma di Color’. Dit betekent in vijf talen ‘mijn gekleurde hart’. Het is de bedoeling dat de deelnemers ook in de nieuwe wijk, die bestaat uit twintig koopwoningen en twintig huurwoningen, gaan wonen. De koopwoningen worden
door de gemeente Amsterdam gesubsidieerd, zodat ze ook toegankelijk worden voor mensen met een kleine beurs. De diversiteit van de Bijlmerbewoners komt in de projectgroep goed tot uiting. Er doen Ghanezen, Surinamers, Antillianen, Duitsers en Engelsen mee.
De deelnemers krijgen individueel huiswerkopdrachten. Het uitgangspunt is steeds de situatie waarin de
deelnemers nu wonen. Zo vindt de heer R. Koswal de ruimte in zijn huis positief. Minder positief vindt hij een slaapkamer aan de galerij en een te kleine keuken waarin zijn eethoek niet past. Dat moet in het project dus anders. Wel positief vindt hij het vele groen in de Bijlmer, dat wil hij ook terug hebben. ‘Het moet niet alleen maar beton of baksteen worden’, vindt hij. De laatste bijeenkomst van de projectgroep ging over de woonomgeving. Er werden vijf verschillende types gepresenteerd. Bijvoorbeeld de compound, waarbij de huizen rond een binnenhof staan. Uiteindelijk is er gekozen voor een combinatie van twee verschillende types, waarbij blokjes huizen verspreid in de omgeving staan.
Voordat een bijeenkomst begint, wordt er samen gegeten. Betty Frankemölle vond het erg leuk toen een Surinaamse vrouw met boerenkool aan kwam zetten. Betty vindt het project goed georganiseerd. Volgens trainster Christine Kop zijn de meeste deelnemers erg assertief. Er zijn er maar een of twee bij waaraan je echt moet trekken, om er iets uit te krijgen. Betty vindt wel dat er meer informatie gegeven zou moeten worden over de haalbaarheid van de plannen. Zelf wil ze bijvoorbeeld het liefst in een vrijstaand huis wonen, maar dat is gewoon niet haalbaar. ‘Ik ben ook tevreden met een rijtjeshuis’, vertelt Betty. ‘Een van de medewerkers zei dat tachtig procent van onze ideeën wordt gebruikt, maar ik twijfel eraan of dat zo is.’ De medewerkers benadrukken steeds dat het belangrijk is om te dromen. ‘Dromen is heel goed’, vindt Betty, ‘maar niet alle wensen zijn betaalbaar.’ Betty denkt dat de wensen over de binnenkant en de ligging van de woningen wel gehonoreerd kunnen worden. Wat ze ook belangrijk vindt, is dat je je auto vlak bij huis kwijt kan.
De sfeer in de projectgroep is goed. Betty: ‘Je leert mensen kennen van door de hele Bijlmer. Je ziet vriendschapsbanden ontstaan en een aantal mensen zal ook na het project contact houden. Ik ga bij elke bijeenkomst aan een andere tafel zitten eten, zodat ik met iedereen kan praten.’ Betty heeft al veel van het project opgestoken. Ze vindt het heel boeiend om te zien wat er komt kijken bij het bouwen van een huis. En ze heeft verschillende buitenlandse gerechten leren eten.
De ideeën worden steeds verder uitgekristalliseerd. Zo is er iemand die een crèche aan huis wil beginnen en iemand die een uitbouw wil voor een restaurantje voor twintig personen. ‘Dat is leuk’, vertelt Betty, ‘want in de Bijlmer zijn nauwelijks eetgelegenheden.’ Volgens Christine Kop zijn de woonwensen van de meeste allochtone deelnemers niet anders dan van autochtone Nederlanders. ‘Maar’, voegt Christine eraan toe, ‘Surinamers willen geen toilet naast de keuken, vanwege de luchtjes.’
Op 15 december worden worden de resultaten van de projectgroep gepresenteerd aan woningbouwvereniging Patrimonium. Projectmanager Susan van der Hitst van Projectbureau Ganzenhoef zal ervoor waken dat de resultaten niet door ambtenaren van tafel worden geveegd. Susan: ‘We hebben met z’n allen zo’n project gewild en nu moet het doorgaan ook.’
DECEMBER 2001
|