7 februari 2010

Afgelopen zaterdag was er een poëzieworkshop in de Openbare bibliotheek op de Ankerplaats in Amsterdam Noord. De middag werd geleid door Jacques Brooijmans van de School der poëzie. Jos van Hest, presentator van het open podium van de Oba, schijnt daar ook dingen te doen .. Brooijmans begon met een korte inleiding over zijn bezigheden. De School der poëzie is vooral bezig met jongeren en laat ze poëzie lezen en schrijven. Ook organiseren ze rond poëzie performances en theater. Zo doen ze bijvoorbeeld het landkofferproject, waarbij scholieren zelf een koffer maken, waar een gedicht in komt. Ik vond het allemaal reuze interessant. Een oudere bejaarde dame reageerde echter met schnerpende stem: ‘dat is wel leuk dat u dingen met jongeren doet, maar wat hebben wij (bejaarden (red.)) daaraan?’ Ik had zoiets van .. nou waarom zou u met uw gezegende leeftijd geen koffer met gedicht kunnen maken? Laat die man even uitpraten en fijn vertellen waarmee hij bezig is.

Na deze inleiding begon de workshop met het lezen van gedichten van Toon Tellegem (opzegversje .. boosheid is een stof (en het woord stof kwam steeds terug)), Jan Hanlo met een hou je van me gedicht met vraag en antwoord, en Remco Campert met een ik-gedicht. Op het ik-gedicht van Campert reageerde weer een oudere (bejaarde) man met dat hij toch van een andere tijd is en dat ‘ik’ bij de ouderen toch altijd op de laatste plaats komt. Eerst kom jij, beleefdheid, etc … Hij vond dit ik gedicht ik ik ik .. dus helemaal niks. Daarna lazen we nog een gedicht van Ted van Lieshout, die eigenlijk schrijft voor jongeren vanaf 13/14 jaar, maar een mooie brug slaat tussen jeugd en volwassenheid, omdat de gedichten ook voor een ouder publiek interessant zijn. Dit gedicht ging over een cassette waarop de verteller in het gedicht zijn vader hoorde, die was overleden. Tijdens zijn leven had hij nooit gehoord, dat zijn vader sliste. De oudere man, die het ik-gedicht van Campert al niks vond, begon nu een beetje te muiten. Het was toch een schrijfworkshop? Hij verloor een beetje zijn geduld en wilde schrijven en geen gedichten meer lezen.

Daarop gingen we een Haiku schrijven. Wist je dat de Haiku het begingedicht was van een Haikai? Een Haikai is een hele reeks van verzen in de vorm van Haiku’s en deze reeks begon met een natuurbeeld, een Haiku. Later is deze Haiku verzelfstandigd. Een Hoku is weer de klassieke vorm van een Haiku (van voor 1892) en heeft echt de natuur en het seizoen als thema. Het was de bedoeling dat we een seizoen in gedachten namen en daarop wat gingen asocieren .. en dan schrijven .. (respectievelijk 5, 7 en 5 lettergrepen per regel). Ik liet me inspireren door de ijsschotsen in het Jj, die ik op mijn fietstocht naar deze workshop had gezien. Na het schrijven kon iedereen voordragen. De man, die tegen het ik-gedicht was en het verder lezen, mopperde dat hij van de oude stempel was en niks met moderne japanse Haiku’s had.

De volgende opdracht was het schrijven van een kwatrijn. Vier regels dus. Je moest een tegenstelling bedenken en drie woorden, die daarbij in je op kwamen. Ik liet me inspireren door de tegenstelling water en ijs en schreef een kwatrijntje over een bevroren poel in het Vondelpark. Een meisje (de jongste deelneemster aan de groep, die verder bestond uit een enkele dertiger, veertiger en veelal mensen van boven de vijftig) had een aardig gedicht geschreven over een trap .. als die niet boven of beneden is .. waar ben ik dan? Na het voordragen van de kwatrijnen was het even pauze.

Na de pauze kwam het echte werk. Nu was het de bedoeling een langer gedicht te schrijven met regels van vijf tot acht lettergrepen. Het thema van het gedicht was een plaats, plek. De opdracht luidde: ‘bedenk een plek .. wat denk je daar? wat hoor je daar? bedenk een voorwerp en iets uit de natuur en verbind dit met een emotie. Bedenk een vergelijking en kies dan twee woorden uit de bundel (van o.a. de gedichten van Campert en Lieshout).’ Met al deze gegevens gingen we een langer gedicht schrijven. Ik koos voor het Sonsbeekpark in Arnhem, waar ik dichteres Petra Else Jekel had geinterviewd en besloot een sonnet voor haar te schrijven. Bij het voordragen werd de oudere man (van de oude stempel, die niets met haiku’s had) erg emotioneel. Hij had dan ook een gedicht over de bevrijding na de oorlog geschreven. Eerder had hij al verteld en laten zien, dat zijn handen nogal trillen.

Na het voordragen kwam de bibliothecaresse nog met twee gedichten van dezelfde oudere heer. Hij had die van te voren ingezonden naar de bieb, bij wijze van aanmoediging voor de workshop. Het was wel grappig, dat hij in het tweede gedicht een strofe had met de tekst ‘met enthousiasme vertelt de gespreksleider over wat een ieder kan.’ Daarmee bleek hij een soort vooruitziende blik te hebben gehad. Want net daarvoor had de gespreksleider erg enthousiast gezegd, dat hij heel blij was met alle bijdragen van vanmiddag en dat het niveau van onze schrijfsels boven de clichés en open deuren uitstak. De trillende schrijver van de afsluitende gedichten bleek elke dag te schrijven en dat was zijn houvast. ‘Het verveelt toch nooit, gedichten,’ zei hij nogal plechtig.

(Het kwatrijn, de Haiku, en het sonnet over Sonsbeekpark, die ik tijdens deze workshop schreef, kun je hier lezen)

 

Gecategoriseerd in: