Het Gevecht
Michio knielt bij de waterplaats achter het huis, dat het huis van de Os wordt genoemd. Op een boomstronk is een piramide van stenen gebouwd. Hij sluit zijn ogen en concentreert zich. Hij vereert bij dit Jinjaheiligdom met zijn dorpsgenoten een plaatselijke natuurgod of kami. Hij brengt een offer van rijst en bloemen. Het is een offer van de ene god aan de andere god, want sumoworstelaars worden ook als goden gezien. Het is belangrijk dat de god hem kracht geeft voor de basho, het toernooi dat overmorgen begint. Michio is meester in de Makuuchi. Makuuchi is de hoogste klasse van het sumoworstelen. Hij heeft kracht nodig. Als hij het toernooi wint, wordt hij bevorderd tot Groot Kampioen. Hij heeft vijftien jaar naar dit moment toegewerkt. Hij voelt dat hij de kracht krijgt om zijn droom te verwezenlijken.
Na twee uur van concentratie komt Michio weer overeind. Hij loopt met zware stappen door de toegangspoort van het heiligdom langzaam weer terug in de richting van het huis.
Die ochtend zit Michio aan het ontbijt. Hij begint traditioneel, met rijst en misosoep. Daarna eet hij nog een aantal vlees- en visgerechten. Tilapiafilet, kalfsoester, zorgvuldig door zijn kok bereide kogelvis. Zijn bediende legt de post op tafel. Kan hij daar niet even mee wachten tot na het ontbijt? Er is een kleine envelop bij die Michio meteen opvalt. Hij gebiedt de bediende die aan te geven. Michio haalt even diep adem en scheurt de envelop in één ruk open. Er zit een briefje in waarop één zin is geschreven: ‘Je vrouw mist je.’ Hij herkent het kinderhandschrift van zijn zoon Miki. Michio schuift de rest van het ontbijt opzij. Hij brult naar zijn bediende, hoe die het in zijn hoofd haalt om tijdens het ontbijt de post al te brengen. Michio loopt naar de badkamer om zich te verzorgen. Hij is wel even bezig met het wassen van zijn haar, dat hij altijd met een pen op zijn achterhoofd draagt en dat tot op de grond groeit. Als hij het terug op zijn hoofd heeft gebonden, spoelt hij zich af op de betegelde vloer voor de badkuip.
Die dag kan hij zijn draai niet vinden. Het lukt hem niet goed om zich te concentreren op de voorbereidingen voor het toernooi. Vijf maanden geleden heeft hij zich in dit huis, het huis van zijn voorouders – zijn grootvader was de Os – afgezonderd van zijn gezin om zich helemaal te kunnen wijden aan de laatste twee toernooien van dit jaar. Twee maanden geleden tijdens het eerste toernooi heeft hij alle tegenstanders verslagen. ‘s Avonds knielt hij weer in het heiligdom en vraagt de natuurgod om kracht. Hij voelt de wind naar het oosten draaien.
Eindelijk is het zover, de tweede zondag van jūichigatsu. Die ochtend zit hij bij de dohyo, de met strotouw en witte papiertjes afgebakende
cirkel waar de gevechten in plaatsvinden. Hij probeert zijn hoofd leeg te maken. Eerst voeren de Shintopriesters een aantal rituelen uit. Een van hen slaat met een platte plank op de grond in de cirkel. De anderen dansen met een zwaard in de hand op serene manier richting twee piramidevormige constructies, waar ze de zwaarden tegenaan leggen. Michio kan er zijn aandacht moeilijk bij houden. Zijn gedachten dwalen af. Er wordt zout in de cirkel gestrooid. De ceremonies nemen uren in beslag. Als laatste volgt de boogceremonie. Een uitverkoren sumoworstelaar draait razendsnel in de rondte met een boog in zijn handen. Het gaat aan Michio allemaal een beetje voorbij, terwijl hij de ceremonies anders toch zo belangrijk vindt.
Het is tegen de middag, tijd voor Michio’s eerste gevecht. Hij bidt tot de goden en stapt de strocirkel binnen. Hij voelt echter niet de gebruikelijke spanning, die hij altijd heeft als hij aan een gevecht moet beginnen. Hij voelt een heel andere spanning. Opnieuw draait de wind naar het oosten. Een slanke jongen van een jaar of twaalf stapt de cirkel binnen. Michio staat perplex. Wat heeft dit te betekenen? Waar is zijn tegenstander? De jongen gaat tegenover hem in de cirkel staan. Dit is toch geen krachtman? Michio denkt aan de brief die hij een paar dagen geleden heeft ontvangen, de brief die hij niet beantwoord heeft. Aan die ene regel.
‘Ben je klaar om je nederlaag te aanvaarden?’ vraagt de knaap.
Michio weet niet wat hem overkomt. Deze spriet van de leeftijd van zijn zoon bláást hij nog de cirkel uit. Hij kijkt rond of er geen officials zijn die deze vergissing ongedaan kunnen maken. Maar hij ziet niets dan duisternis om zich heen. Hij is alleen met de jongen, die tegen hem aan begint te duwen. Michio heeft geen idee wat hij moet doen. Natuurlijk krijgt de jongen hem niet omver.
‘Verdedig je’, roept de jongeling.
Dan dringt het tot Michio door. De jongen is een kami. Een personificatie van zijn zoon, misschien wel de Kami van de waterplaats waar hij elke dag om kracht heeft gevraagd. Hij moet de natuurgod verslaan om het knagen van zijn geweten te stoppen, en zijn promotie naar het grootmeesterschap waar te maken. Hij heeft al zijn kracht nodig om deze kindgod te kunnen verslaan.
Michio’s spieren spannen zich. Hij grijpt naar de arm van de knul, om hem tegen de grond te smijten. Maar de jongen is sneller. Hij glipt om Michio heen. Michio voelt een jongensvoet in zijn rug en dan een hand in zijn nek. De pen schiet uit zijn haar los. Voordat hij naar achteren kan grijpen, rolt zijn lange haar op de grond. En dat betekent volgens de regels van de Sumo dat hij de partij verloren heeft.
De wind gaat liggen en de duisternis rond Michio trekt op. Hij staat nog steeds in de cirkel, maar nu ziet hij het publiek om de arena heen, en de officials. Hij voelt aan zijn haar. Dat zit in een knot op zijn achterhoofd. Tegenover hem staat zijn tegenstander, een man van zijn eigen leeftijd en postuur. Michio voelt dat hij dit toernooi niet kan winnen.
Hij verliest die dag twee partijen. ’s Avonds laat hij een bode een brief naar zijn gezin brengen: ‘Vrouw, ik kom naar huis.’
©2012, schrijfartiest.nl
|