10 oktober 2009

 

Op de avond van de Nieuwe Poëzie, tijdens het Poëziefestival in Landgraaf ontving Edwin Fagel de Jo Peters Poëzieprijs 2008. Naast een geldprijs kreeg de dichter de opdracht een nieuwe bundel te schrijven. Het eerste exemplaar van deze bundel werd gisterenavond in Perdu aan de dichter uitgereikt. Het is een bibliofiele uitgave op geschept papier, gezet in lood en met de hand gebonden. De bundel draagt de titel ‘Schilder en model’.

Het niveau van de avond was helemaal niet academisch, zoals de Vers van het mes avond waar ik laatst was, maar zeer toegankelijk. De avond bleek ook niet door Perdu georganiseerd te zijn. Eerst droegen vier dichters voor uit hun werk. Na de pauze vertelde Marjoleine de Vos wat over de bundel en werd Edwin Fagel geïnterviewd door Marja Pruis. Daarna droeg hij vier gedichten en het inleidende gedicht voor uit de nieuwe bundel.

De eerste dichteres van de avond was Hester Knibbe. Zij droeg een paar gedichten voor over haar moeder, die ze schreef toen haar moeder honderd was geworden. Het waren wat mij betreft de juweeltjes van de avond. Het beeld van zo’n hoog bejaarde vrouw, die het niet eens meer nodig vindt om ‘naar de drukte in de gang te lopen’ vond ik erg mooi. Een ander gedicht schreef zij in opdracht van een soort poëziewedstrijd waarin Knibbe de letter F toebedeeld was. Ze had zich op een leuke manier uit de opdracht weten te redden met o.a. spreekwoorden als de fok strijken en het gedicht eindigde met failliet. Wat ik weer jammer vond was, dat ze in het gedicht zowel het zelfstandig naamwoord fiets gebruikte als het werkwoord fietsen, terwijl er in het gedicht helemaal niet van de herhaling gebruik werd gemaakt, dat was dus een beetje een stijlbreuk. Bij de derde dichter voor de pauze Tonnus Oosterhoff was in een gedicht over een val (door de vloer zakken) herhaling juist een stijlmiddel. Het was een mooi ritmisch gedicht, dat hij eerder samen ergens met Saskia de Jong heeft voorgedragen. Helaas droeg hij het gedicht vanavond alleen voor. Ik kan me voorstellen dat het gedicht nog sterker wordt als het twee stemmig wordt gedeclameerd.

De tweede dichter Erik Menkveld sprak mij niet zo aan. Hij gebruikte een aantal keer het woord ‘vrouw’ en dan eigenlijk niet op de meest flatteuze manier. Op een gegeven moment ging het erover dat als de verteller een vrouw had, dat hij dan niet de straat op moest. Wat over kwam, als .. Dan hoef ik niet naar de Wallen. Ook een gedicht van hem over een nachtmerrie vond ik niet zo geweldig. Lichamen rolden in bollen over de straat. Dat kan natuurlijk in een nachtmerrie, maar ik vond het niet zo goed gevonden. De vierde dichter was Saskia de Jong, een mooie verschijning. Haar eerste gedicht over een fokstier klonk erg klinisch. Misschien ook door de manier waarop ze voordraagt. En ook het gedicht over een wandeling in de sneeuw, waarbij de verteller een man ziet masturberen en hem aanraadt dit thuis te doen (dit is zo’n beetje de uitsmijter van het gedicht) sprak mij ook niet zo aan. De zelfstandige naamwoorden ‘maan’ en ‘sneeuw’ kwamen wel meer voor in de voorgedragen poëzie van deze avond. En eerlijk gezegd .. Je moet een beetje oppassen met zulke woorden .. Het maakt snel cliché.

Na de pauze sprak Marjoleine de Vos over de nieuwe bundel van Fagel. In eerste instantie had de dichter zijn poezie in een soort spaghetti slierten vorm aangeleverd. De uitgever probeerde hem duidelijk te maken, dat dat toch wel zeer moeilijk was om uit te geven en te drukken. Later vertelde Edwin Fagel dat hij enigszins morrend toen weer met de gedichten aan de gang is gegaan. Hij had juist deze vorm gekozen om los te komen van de vorm van zijn debuut ‘Uw afwezigheid’. Fagels werk werd ook vergeleken met dat van Martinus Nijhoff. Die vergelijking had de dichter zelf eerst niet gemaakt, maar hij kon zich er wel in vinden. De overeenkomst zit er in dat beide dichters zelf eigenlijk niet religieus zijn, maar wel religieuze motieven gebruiken.

Tijdens het interview liet Marja Pruis Fagel kiezen tussen een persoonlijk interview en een niet persoonlijk, zeg maar meer analytisch gesprek. De dichter koos voor het analytische. Op zich sloeg het nergens op dat Pruis hem liet kiezen, want het gesprek werd toch persoonlijk. Af en toe heeft Fagel een gedicht in een avond klaar, dan komt het weer zinnetje voor zinnetje. Hij heeft er gewoon een full time baan bij, maar overdag denkt hij vaak al na over een gedicht en ‘s avonds gaat hij dan schrijven. Van de moeder van de dichter hoorden we na afloop dat hij ook een tijdschrift maakt over dakbedekking. Wel weer heel wat anders en Fagel is Neerlandicus en heeft helemaal geen opleiding in de richting van de bouw gedaan. Fagel is er trouwens een van een tweeling. Zijn zus was er ook bij deze avond en de tweeling is geboren op de verjaardag van hun moeder. Op de vraag hoe Fagel met (kritische) recensies over zijn poëzie omgaat, had hij een mooi antwoord. Vaak heeft hij zoiets bij recensies van ‘zo heb ik het niet bedoeld.’ Maar op zich vindt hij dat elke interpretatie van de lezer natuurlijk mag. Maar als een lezer dan kritiek heeft op zijn gedichten, terwijl hij er betekenissen uithaalt, die de dichter er eigenlijk niet ingelegd heeft, dan is Fagel van mening, dat hij dan eigenlijk met zo’n recensie ook niet echt iets te maken heeft. Fagel schrijft zelf poëziekritiek en naarmate hij meer dichters kent, is het voor hem moeilijker om objectief te blijven. Fagel ziet een gedicht ook als iets, dat je moet lezen. Hij heeft liever dat een lezer met de bundel in zijn hand naar hem toe komt om iets te vragen. Liever dan na een voordracht. Fagel draagt ook weinig voor.

De gedichten uit ‘Schilder en model’ die de dichter voordroeg, leken mij liefdesgedichten. Maar de tien gedichten schijnen te handelen over de relatie tussen kunstenaar, model en kunstwerk. In de gedichten is een ik persoon aanwezig en deze verschuift tussen deze drie media op en neer. Als liefdesgedicht vond ik de voorgedragen poëzie niet echt super origineel. Maar ik ga de bundel nog lezen, want ik heb hem besteld (kon het weer niet nalaten zo’n mooie bibliofiele uitgave te kopen) en zal er nog op terug komen.

Dezelfde nacht las ik nog de winnende bundel ‘Uw afwezigheid’ van Fagel. Het is echt een prachtige bundel. De dichter maakt goed gebruik van strofevorming en afbrekingen. Een enkele keer loopt een zin in twee strofes door. Als je dan het begin van de regel leest in de eerste strofe is de betekenis min of meer tegengesteld aan de zin, zoals die is na het doorlezen van de regel in de volgende strofe. Dat is zeer origineel gevonden. Alhoewel de thema’s in de bundel groot zijn: sex, liefde, dood, religie, houdt Fagel het toch dicht bij het alledaagse (Dat werd ook al door Marjoleine de Vos in haar speech gezegd). Soms zelf een heel ordinaire platte een beetje seksistische opmerking over een vrouw met grote borsten die voorbijloopt .. Zeg maar echt uit het leven gegrepen. In een gedicht beschrijft hij heel secuur een heftige gebeurtenis op de kruising tussen Damrak en Prins Hendrikkade. Het gedicht blijkt een foto-gedicht te zijn (een gedicht naar foto’s van Liza de Rijk). Het prachtige aan het gedicht is, dat hij nergens ook maar een aanwijzing geeft wat die heftige gebeurtenis dan is. Het is natuurlijk onduidelijk of deze vinding van Fagel zelf komt, of dat dat ook al in de foto’s van De Rijk zat. En een extraatje bij de bundel is de verantwoording. Opeens blijkt de dichter in het alledaagse dat hij laat zien te refereren aan groten uit de literatuurgeschiedenis als Hadewijch, Herman de Koning en Ter Braak. Dat twee gedichten in deze bundel over Ter Braak blijken te gaan is voor mij een leuke extra (Ik heb me intensief met deze polemist uit het Interbellum bezig gehouden met mijn afstudeerscriptie). Leuk dat Fagel ook een Ter Braak fan blijkt te zijn. Ik ben erg benieuwd wat Fagel voor mening heeft over Ter Braaks ‘Carnaval der Burgers’, waarin de de dichter wordt afgezet tegen de burger. De dichter die sintels produceert en eigenlijk afstevent op de ondergang.

Na afloop van de avond raakte ik in gesprek met Saskia de Jong. Mijn openingszin aan haar hing samen met een opmerking van de verkoopster in de boekwinkel van Perdu, dat de Jongs bundels vaak verplichte kost zijn op de middelbare school. Je vraagt je af in hoeverre de leraren Nederlands op de middelbare scholen zo de poëzie aan een jong publiek proberen te verkopen met een mooi gezichtje. Saskia wist er overigens niets van, dat ze zoveel gelezen wordt in het middelbaar onderwijs. Ze oogt trouwens jonger, dan ze is. Ik vroeg haar hoe ze aan de weg heeft getimmerd als dichteres. Of ze bijvoorbeeld in literaire tijdschriften gepubliceerde? Niets van dat al! Wonderbaarlijk genoeg is ze in haar jeugd eigenlijk nooit met creatief schrijven bezig geweest. Eigenlijk was ze aan het studie hoppen, toen ze met de particuliere schrijversvakschool begon, omdat ze geen studiejaren meer wilde verliezen. Ze had daarvoor eigenlijk niet geschreven. Tijdens haar opleiding werd ze min of meer ontdekt door een leraar en naar een uitgeverij gestuurd. Ze had niet eens een bundel bij elkaar geschreven, maar kreeg van de uitgeverij de ruimte om de bundel af te maken. Ik kan het niet nalaten wat jaloers te zijn. Misschien heeft die leraar haar die kans gegeven, omdat ze talent had, natuurlijk, maar ik kan het niet nalaten te denken, dat het ook wel met haar leuke koppie en goede figuur te maken zal hebben gehad. Soms zijn die motieven van leraren om zich in te zetten voor hun pupillen niet zo zuiver. Het doet me denken aan de drie stagiaires bij de VARA rond 1992. De drie stagiaires schreven allemaal een scenario voor een televisie serie, maar net weer het script van dat leuke meisje werd echt verfilmd. Al wil ik natuurlijk niet beweren, dat dat leuke meisje geen talent had (Uiteindelijk deed ze ook niets meer met dit talent en ging ze in een cafe werken). Goed .. ik moet opletten niet zuur te klinken, maar tsja soms werkt schoonheid toch wel in iemands voordeel (alhoewel het natuurlijk ook soms in iemands nadeel kan werken). Wat wel weer mooi is dat De Jong haar leven helemaal aan de poëzie wijdt. Ze zegt moeilijk te kunnen schakelen tussen dichten en ander werk. Toen ze eerst wel een parttime baan had duurde het na haar reguliere werk altijd een, twee dagen voordat ze weer naar de poëzie kon schakelen. Je vraagt je wel af waar de dichteres dan van leeft .. oud geld fantaseer ik maar, alhoewel dat natuurlijk niet zo hoeft te zijn.

Al met al was het een zeer interessante avond vrijdag bij Perdu. Ik ben benieuwd hoe Fagel zich verder zal ontwikkelen en ik ben ook benieuwd wie de Jo Peters prijs in 2010 zal krijgen.

 

Gecategoriseerd in: